Wat voor Irma begon met een klein wondje op haar elleboog, eindigde in een levensbedreigende situatie. Ze liep een necrotiserende weke delen infectie op, waarschijnlijk door het werken in de tuin. “Ik had zelf niet door hoe ernstig het was. Toen was ik al erg ziek. Gelukkig heb ik het overleefd en kan ik genieten van de kleine dingen in het leven.”
Op de bewuste dag merkte Irma dat ze een klein bultje had op haar elleboog. “Door het thuiswerken, dacht ik. Aan het eind van de avond was het alleen al zo groot als een ei.” Ze ging slapen met de gedachte dat het de volgende dag wel over zou zijn. “Maar ik werd wakker en was ik echt niet lekker. Ik heb mij toen ziekgemeld, iets wat ik normaal echt niet snel doe.”
Roodheid
Irma’s man reist door heel Nederland voor zijn werk en belt elke dag even. “Hij merkte aan mijn stem dat ik mezelf niet was. Toen hij laat thuiskwam, vond hij dat ik er echt slecht uitzag. We gingen direct naar de huisartsenpost. Daar kreeg ik penicilline en werd de huid afgetekend. Mijn man moest in de gaten houden of de roodheid niet groter werd.”
De volgende ochtend ging het alleen niet beter met Irma. De roodheid was tot ver buiten het afgetekend gebied getrokken. Ze moesten daarom meteen door naar de huisarts. “Ik kreeg toen al niet veel meer mee. Het ging echt al heel slecht. Gelukkig had een huisarts in opleiding door dat dit echt foute boel was. Die stuurde ons met een ambulance naar het ziekenhuis in Sneek.”
Septische shock
Irma kreeg van alles nauwelijks iets mee. Haar man heeft alles opgeschreven en daarom kan ze het navertellen. “In het ziekenhuis bleek dat ik een septische shock had. Hierdoor konden ze niet meteen opereren. Het werd daardoor echt kantje boord. In de avond ging het iets beter. Ze hebben toen drie sneetjes in mijn arm gemaakt in de hoop dat het zou helpen.”
“Ik durfde ook niet zo goed naar mijn arm te kijken.”
Dat was helaas niet het geval. Irma werd in drie dagen tijd drie keer geopereerd. “De artsen hebben toen veel zacht weefsel van haar hand, arm, schouder en rug weggehaald. Toen ik een beetje bijkwam, dacht ik dat het allemaal wel meeviel. Verbandje erom en klaar. Ik durfde ook niet zo goed naar mijn arm te kijken.”
Vervolgens is Irma overgebracht naar het brandwondencentrum in Groningen. “Toen ik hoorde dat ik in het brandwondencentrum was, snapte ik dat niet helemaal. Ik had toch geen brandwonden?” Daar realiseerde ze hoe erg het allemaal was. “Ze haalden mijn verbanden eraf en ik zag een stukje wit weefsel hangen. Dit was huid die nog los zat. Toen grapte ik dat ik voorlopig geen kippendijen meer hoefde.”
Uiteindelijk lag Irma ruim vijf weken in het brandwondencentrum. “Omdat de wonden niet goed genazen, had ik meerdere hersteloperaties nodig. Ik kan mijn hand niet goed meer gebruiken omdat ze daar echt veel weefsel hebben weggehaald. Bijna al mijn pezen zijn daar weg. Ik ben daarom nog naar een handtherapeut gegaan, maar ik ben daar na zes maanden mee gestopt. Het zou niet beter worden.”
Cola en frikandel
Ondanks dat ze heel ziek was, heeft Irma best goede herinneringen aan haar tijd in het brandwondencentrum. “Ik had echt veel pijn. Ze gaven toen aan dat niemand pijn hoeft te lijden, dus kreeg ik zware pijnstillers. Mijn man mocht ook altijd langskomen. Alleen het eten vond ik niet zo lekker. Dus toen ik voor het eerst naar buiten mocht, heeft mijn man een heerlijke cola en frikandel gehaald. Die heb ik heerlijk in het zonnetje opgegeten!”
Ondanks de impact van de ziekte, is Irma er vrij nuchter onder. “Mijn man maakte alles mee. Ik heb het merendeel niet meegekregen. Ik vond het alleen erg lastig toen ik erachter kwam dat ik niet meer kon werken. Ik werkte al 36 jaar voor dezelfde werkgever. Dat deed ik met plezier. Ze hebben mij ook altijd geholpen met het regelen van allerlei dingen tijdens mijn ziekte. Nu doe ik vrijwilligerswerk in het dorp. De mensen uit de buurt kwamen ook altijd vragen hoe het ging of om eten te brengen. Dat was zo lief. Ik kan geen koffie schenken, maar wel gezellig een praatje maken. Dat bevalt erg goed!”