PatiĆ«nten met ernstige brandwonden kampen met onzekerheid over de toekomst. Dagelijkse taken kunnen een stuk lastiger worden, omdat de flexibiliteit in gewrichten kan afnemen door het samentrekken van de littekens. Uit onderzoek blijkt dat de huidige analysemethode, die er vanuit gaat dat een klein verlies van flexibiliteit in de gewrichten al gelijk een probleem geeft in het functioneren, niet goed werkbaar is in de klinische praktijk. Anouk Oosterwijk, promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen, deed onderzoek in het brandwondencentrum van het Martini Ziekenhuis in Groningen en introduceert een nieuwe analysemethode; āfunctionele range of motionā. Deze methode geeft beter inzicht in de daadwerkelijke beperkingen bij de uitvoering van dagelijkse taken en welke behandelingen daarvoor nodig zijn.
Ernstige brandwonden geven vaak stugge, samentrekkende littekens die kunnen leiden tot verlies van flexibiliteit in gewrichten (ook wel contracturen genoemd). De huidige methode definieert het verlies van 1 graad flexibiliteit al als een contractuur. De vraag waar de behandelaars mee worstelen is: wanneer wordt het verlies van flexibiliteit daadwerkelijk een beperking die ervoor zorgt dat je dagelijkse handelingen, zoals haren kammen, schoenen aantrekken, lopen of fietsen niet meer kan uitvoeren? Oosterwijks methode bepaalt welke bewegingshoek van een gewricht, ook wel range of motion genoemd, daadwerkelijk nodig is voor het uitvoeren van dagelijkse taken. āAls je je schouder niet helemaal recht omhoog kunt strekken, hoeft dit bijvoorbeeld nog geen functioneel probleem te zijn bij het kammen van je haren. Maar als je je elleboog niet volledig kan buigen, wordt het al wel erg moeilijk om je nek te wassen. De impact van littekencontracturen op functionaliteit verschilt dus per gewricht en bewegingsrichting,āā aldus Anouk Oosterwijk.
Voordeel voor de patiƫnt
Onzekerheid over wat je nog wel en wat je niet meer kunt na een ernstig brandwondenongeval is een groot probleem voor mensen met brandwonden. Oosterwijk: āDe nieuwe methode biedt behandelaars handvatten waarmee zij patiĆ«nten beter kunnen voorbereiden op wat mogelijk wel of juist niet meer zal gaan met de littekens. En welke behandeling je daarvoor al dan niet kunt uitvoeren. Als je bewegingshoek zo klein is dat je bijvoorbeeld je haren niet meer kan kammen, dan is het niet alleen belangrijk dat je de behandeling inzet die deze bewegingshoek vergroot, maar dat je ook weet dat deze vergroting daadwerkelijk leidt tot vooruitgang in het functioneren. Aan de andere kant, mocht het zo zijn dat er ondanks de behandelingen op de lange termijn beperkingen in het functioneren worden verwacht, kan er vroegtijdig worden gezocht naar passende hulpmiddelen. Deze methode geeft de patiĆ«nt meer inzicht in zijn toekomstig functioneren en helpt daarmee in het verwerkingsproces. Het uiteindelijke doel is een zo goed mogelijke kwaliteit van leven.ā
Internationale overeenstemming
Oosterwijks ambitie is nu om internationale overeenstemming te bereiken voor de nieuwe analysemethode āfunctionele range of motionā, zowel op het gebied van onderzoek als in de klinische praktijk. Deze methode is de eerste stap in de richting van een functionele benadering van verlies van gewrichtsflexibiliteit, maar biedt mogelijkheden om range of motion data van patiĆ«nten over de hele wereld met elkaar te vergelijken, verwachtingsmodellen op te stellen voor het functioneren op de langere termijn en behandelingen toe te passen die de patiĆ«nt daadwerkelijk verder helpen.
Anouk Oosterwijk promoveert met haar proefschrift āFrom range of motion to function ā Loss of joint flexibility after burns: when is it a problem?ā op woensdag 16 september aan de Rijksuniversiteit Groningen. Voor haar proefschrift werkte ze binnen het samenwerkingsverband van het lectoraat Healthy Ageing, Allied Health Care and Nursing van de Hanzehogeschool Groningen, het Brandwondencentrum van het Martini Ziekenhuis Groningen en de afdeling Bewegingswetenschappen van het UMCG. Het onderzoek van Anouk Oosterwijk werd gefinancierd door de Hanzehogeschool Groningen. De studies werden medegefinancierd door de Nederlandse Brandwonden Stichting.